Bij het opstellen van de kadernota, zijn er diverse ontwikkelingen die nog niet volledig uitgekristalliseerd of nog niet te kwantificeren zijn. Deze ontwikkelingen zijn dus nog niet in het financieel meerjarenperspectief verwerkt. Het college hecht er waarde aan deze onderwerpen wel in beeld te brengen, omdat deze het financieel perspectief op een later moment mogelijk beïnvloeden. In deze paragraaf betreft het voornamelijk ontwikkelingen met een mogelijk negatief effect. De meer positieve ontwikkelingen zijn vooral in de inleiding van deze kadernota benoemd.
Aangezien dit reële risico's zijn en dus is te verwachten dat deze zich ook deels voordoen, wordt in de begroting 2021 en het bezuinigingstraject begroting 2022 een zo goed mogelijke inschatting gemaakt en voor deze onderdelen een bedrag opgenomen.
Tabel 7 Onzekerheden financieel perspectief | ||||||||||
(Bedragen x € 1.000; + = voordeel / - = nadeel) | ||||||||||
2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |||||||
1 | Meicirculaire 2020 | PM | PM | PM | PM | |||||
2 | Uitbraak Coronavirus | PM | PM | PM | PM | |||||
3 | a. Herijking gemeentefonds uitgesteld | PM | PM | PM | PM | |||||
b. Effect herijking verdeelmodellen gemeentefonds | 0 | -1.240 | N | -2.480 | N | -2.480 | N | |||
4 | Begraafzaken | PM | PM | PM | PM | |||||
5 | Reg. samenw - Nieuwe inkoop Jeugdwet en Wmo | PM | PM | PM | PM | |||||
6 | Reg. samenwerking -Fraudebestrijding soc. domein | -96 | N | -96 | N | -96 | N | -96 | N | |
7 | Reg. samenwerking -Strat. Kaders en participatie | PM | PM | PM | PM | |||||
8 | Mobiliteit - tekorten regiotaxi | PM | PM | PM | PM | |||||
9 | Herverdeling Gemeentefonds SD en Wet WPB | PM | PM | PM | PM | |||||
10 | Niet gerealiseerde ombuigingen Spoor 2 en 3 | PM | PM | PM | PM | |||||
11 | Integraal Huisvestingsplan (IHP) | PM | PM | PM | PM | |||||
Totaal effect op financieel meerjarenperspectief | -96 | N | -1.336 | N | -2.576 | N | -2.576 | N |
Ad 1. Meicirculaire 2020
Gebruikelijke beleidslijn is dat de kadernota financieel sluitend is. Zoals u hiervoor hebt kunnen lezen, is deze kadernota dat niet. Naast de al benoemde oorzaken, wacht het college ook af wat de uitkomsten van de meicirculaire 2020 zijn. Het nog niet bekend zijn van de omvang van de algemene uitkering brengt onzekerheden met zich mee vanwege het onbekende positieve of negatieve effect op de meerjarenbegroting. In deze kadernota houden we al wel rekening met een voorlopig bedrag voor compensatie van de loon- en prijsontwikkeling in de meicirculaire. Het voorlopige bedrag is gebaseerd op gegevens die hierover in de decembercirculaire 2019 zijn opgenomen, met de kanttekening dat de werkelijke compensatie hiervan kan afwijken.
Ad 2. Uitbraak coronavirus
De uitbraak van het coronavirus (Covid-19) heeft op veel terreinen impact, zowel beleidsmatig als ook financieel. In de paragraaf 'Inventarisatie risico's Corona' zijn de verwachte financiële- en beleidsmatige afwijkingen eind 2020, voor zover deze nu zijn te overzien, per thema in beeld gebracht.
Ten tijde van het opstellen van deze kadernota is nog niet in te schatten hoe de corona-uitbraak het financieel meerjarenperspectief beïnvloedt. Voor meer informatie, zie paragraaf Inventarisatie risico's Corona.
Ad 3. Ontwikkelingen gemeentefonds
a. Herijking gemeentefonds uitgesteld
De ministeries van BZK en Financiën hebben opdracht gegeven om de verdeling van het gemeentefonds te herijken. Doel hiervan is de invoering van een nieuw verdeelmodel dat beter aansluit bij de kostenverschillen tussen gemeenten en een groot aantal knelpunten in de huidige verdeling kan wegnemen. Oorspronkelijk was de planning dat de uitkomsten van deze herijking bekend gemaakt zouden worden in de meicirculaire 2020, zodat de effecten in de begroting 2021 verwerkt konden worden. Op 26 februari heeft het ministerie van BZK een brief aan de Tweede Kamer gestuurd met de mededeling dat de nieuwe verdeling een jaar wordt uitgesteld (naar januari 2022) omdat de voorlopige uitkomsten te grote verschuivingen lieten zien. De komende tijd wordt gekeken of, en zo ja waar, bijstelling van de nieuwe modellen nodig is.
Het is de bedoeling dat de gemeenten via de decembercirculaire 2020 worden geïnformeerd over de uitkomsten van de herijking.
b. Effect herijking verdeelmodellen gemeentefonds
De voorlopige uitkomsten van de herverdeling zijn nog niet bekend. Deze worden niet gepubliceerd door de fondsbeheerders (ministerie). Uit de berichtgeving tot nu toe volgt dat steden waarschijnlijk een plus kunnen verwachten en dat plattelandsgemeenten met een nadeel worden geconfronteerd. Binnen dat spectrum moeten individuele gemeenten bepalen of zij een voor- of nadeel opnemen ter waarde van maximaal de overgangsregeling of een deel daarvan. Hoe deze overgangsregeling eruit komt te zien, is nog niet bekend. Gemeentefondsspecialist PAUW houdt rekening met een overgangsregeling van 4 jaar met een maximaal nadeel van € 25 per inwoner per jaar, met daarboven voor enkele gemeenten een afkoopregeling. Of de overgangsregeling daadwerkelijk op deze manier vorm krijgt, wordt pas eind 2020 duidelijk
Op basis van de huidige informatie is, op basis van de structuurkenmerken van Utrechtse Heuvelrug, de verwachting dat het herverdeeleffect niet gunstig zal uitpakken (m.u.v. sociaal domein).
Zolang de herverdeeleffecten niet bekend zijn, kunnen gemeenten zelf de afweging maken of zij in hun financieel perspectief rekening houden met een herverdeeleffect en voor welk bedrag. Door o.a. PAUW wordt geadviseerd om te kijken naar de structuurkenmerken van de gemeente en aan de hand daarvan in te schatten of er een positief of negatief effect verwacht wordt. Vanuit het oogpunt van reëel begroten is het advies om bij een verwacht negatief effect een bedrag op te nemen in de risicoparagraaf, de meerjarenraming of een combinatie hiervan.
Wanneer we uitgaan van een nadeel van maximaal de (verwachte) overgangsregeling, wordt het maximale nadelige effect per inwoner beperkt tot € 25 per inwoner in 2022, € 50 in 2023, € 75 in 2024 en € 100 in 2025.
Vanwege de grote onzekerheid over de effecten en de overgangsregeling neemt de gemeente een risico op in de risicoparagraaf bij de begroting voor de helft van het maximale nadeel.
Op basis van de berekeningssystematiek van de overgangsregeling (ingroeimodel) komt dit dan neer op een nadelig herverdeeleffect per inwoner van 25 in 2022 en € 50 vanaf 2023.
(bedragen in €, + is voordeel, - is nadeel) | ||||
2022 | 2023 | 2024 | 2025 | |
Herverdeeleffect gemeentefonds per inwoner | -50 | -50 | -50 | -50 |
Suppletie overgangsregeling per inwoner | 25 | - | - | - |
netto effect per inwoner | -25 | -50 | -50 | -50 |
Effect financieel meerjarenperspectief | -1.240.025 | -2.480.050 | -2.480.050 | -2.480.050 |
Ad 4. Begraafzaken
Bij de jaarrekening over 2019 zijn we tot de conclusie gekomen dat er in totaal € 300.000 meer is binnen gekomen dan de aanvankelijk geraamde inkomsten. De kosten bleken € 62.000 hoger uit te vallen dan verwacht. De extra inkomsten zijn het gevolg van een forse toename van de voorverkoop van graven op de diverse begraafplaatsen. Voorheen lag het vooral bij de natuurgraven. Dat is nu nog steeds zo, maar daarnaast zien we ook een forse toename op de gewone graven op de diverse begraafplaatsen. Daarnaast is vanuit begraafzaken straffer ingezet op het tijdig verlengen van onderhoud en grafrechten. Dit bij elkaar maakt dat de inkomsten in 2019 veel hoger waren dan geraamd.
Een deel van de extra inkomsten over 2019 was incidenteel, maar er zit ook een structurele kant aan de extra inkomsten. Tegelijk is het zo dat de administratie en het applicatiebeheer niet op het benodigde niveau zijn en veel extra werkzaamheden hebben gevraagd om dit in 2020 op orde te krijgen. En het primaire proces van begraven en het onderhouden van de begraafplaatsen vraagt ook om extra structurele inzet. Er wordt een bestuurlijke notitie voorbereid om die extra benodigde werkzaamheden (en kosten) in kaart te brengen en aan te geven wat dit betekent voor de resterende, te verwachten extra inkomsten. En daarmee ook voor de dekkingsgraad van het product begraven. Vaststaand uitgangspunt is dat deze dekkingsgraad in ieder geval niet meer dan 100% zal zijn. Voorafgaand aan de begrotingsbehandeling is dit in beeld en wordt dit betrokken bij de opstelling van de cijfers voor 2021-2024.
Ad 5. Regionale samenwerking - Nieuwe inkoop Jeugdwet en Wmo
In 2019 is in (boven)regionale samenwerking ingezet op nieuwe inkoop van (essentiële) jeugdzorg. Dit heeft geleid tot nieuwe inkoopcontracten voor de essentiële jeugdzorg en een nieuwe regionale koers voor de inkoop jeugdzorg en Wmo-begeleiding op basis waarvan momenteel de segment gericht aanbestedingen worden voorbereid. Daaraan gekoppeld wordt contractmanagement (boven)regionaal ingericht evenals de hiervoor benodigde sturingsinformatie. De essentiële jeugdzorg is binnen kaders aanbesteed en moet op termijn tot een verdere afbouw van essentiële jeugdzorg gaan leiden. De maatschappelijke businesscase voor de regionale inkoop jeugdzorg en WMO-begeleiding laat met ingang van 2021 een positief effect zien. Ten gevolge van Corona is dit inkooptraject vertraagd. De effecten hiervan op de ombuiging is nog niet aan te geven.
Ad 6. Regionale samenwerking -Fraudebestrijding sociaal domein
Vanuit de Wmo en Jeugdwet zijn gemeenten verantwoordelijk voor een actieve fraudebestrijding. Onderzoek wijst uit dat dit bij lokale inrichting 1,2 fte capaciteit vergt en een investering van € 96.000. Hiertegenover staat een kostenbesparing. Wij bezien momenteel in regionale samenwerking op welke wijze wij hier gezamenlijk effectief en efficient invulling aan kunnen geven. De focus zal hierbij liggen op persoonsgebonden budgetten (pgb's).
Ad 7. Regionale samenwerking - Werk en inkomen - Strategische kaders participatie
Naar aanleiding van de uitwerking van de strategische kaders Participatiewet staat de risicodeling/ontschotting ter discussie. Indien de risicodeling wordt beëindigd, lopen we een substantieel financieel risico omdat we op basis van de voorlopige cijfers van RDWI uit de ontschotting een bedrag ontvangen van ruim € 800.000 in 2021, oplopend naar bijna € 1 miljoen in 2024. De gesprekken in de regio lopen nog volop en dus ramen we nog PM.
Ad 8. Mobiliteit - Tekorten regiotaxi
De effecten hiervan hebben wij structureel verwerkt in de 1e bestuursrappotage 2020 omdat geen sprake is van nieuw beleid maar van een toename van het gebruik.
Ad 9. Herverdeling gemeentefonds Sociaal Domein en Wet Woonplaatsbeginsel
Vanaf 2019 maakt een deel van de middelen van de integratie-uitkering Sociaal domein deel uit van de algemene uitkering van het gemeentefonds. Dit betreft naast het klassieke re-integratiebudget ook een groot deel van de middelen voor de Wmo en Jeugdzorg. Daarmee is de compensatie jeugdzorg onderdeel geworden van de (uitgestelde) herverdeling van het gemeentefonds.
Ter vervanging van de tijdelijke Voogdijregeling is de Wet Woonplaatsbeginsel aangenomen die momenteel wordt geïmplementeerd. Met de wijziging wordt het budget voor voogdij en 18+ verdeeld op basis van (een simulatie van) de uitwerking van het nieuwe woonplaatsbeginsel. Hierdoor zullen we min of meer hetzelfde budget krijgen wat we ook uitgeven voor onze kinderen onder voogdij en 18+-jeugdigen. Tot de inwerking treding van de nieuwe wet, naar verwachting 1 januari 2021, is de tijdelijke Voogdijregeling van kracht. Over de hoogte van deze aanvullende uitkering kunnen wij momenteel nog geen uitspraken doen en dus houden we hier onze ramingen ook nog geen rekening mee.
Ad 10. Niet gerealiseerde ombuigingen Spoor 2 en 3
In de loop van 2019 zijn de voorbereidingen getroffen voor de ombuigingen met als doel de financiële doelstellingen vanaf 2020 te realiseren. Voor veel ombuigingen is de financiële taakstelling geëffectueerd. Voor een aantal geldt dat de voorgenomen manier om de ombuiging te realiseren door (gewijzigde of tegenvallende) omstandigheden nog niet (geheel) is uitgevoerd met of zonder gevolgen voor de financiële doelstelling. Voor een nadere toelichting zie bijlage 3: Voortgang Ombuigingen.
Ad 11. Integraal Huisvestingsplan (IHP)
De herijking van het IHP is vertraagd ten gevolge van Corona. Met de ombuiging IHP zijn nieuwe financiële kaders vastgesteld. De ombuiging is gebaseerd op het vigerende IHP. Bij de herijking van het IHP wordt de noodzakelijke vervangingsopgave voor 2021 t/m 2037 geactualiseerd op basis van levensduur van schoolgebouwen, technische noodzakelijkheid van vervanging en geactualiseerde leerlingprognoses. Dit in het kader van de wettelijke zorgplicht die gemeenten hebben ten aanzien van onderwijshuisvesting. De aard en de omvang van de vervangingsopgave veranderd hierdoor. Dit heeft financiële gevolgen voor de zowel de exploitatie als het investeringsplan die naar verwachting negatief afwijken. Het Integraal Huisvestingsplan (IHP) zal in het najaar aan de raad worden voorgelegd ter besluitvorming.