Jaarlijkse actualisaties
De (technische) uitgangspunten van de jaarlijkse actualisaties staan in bijlage 1.
Tabel 4 | ||||||||||
(Bedragen x € 1.000; + = voordeel / - = nadeel) | ||||||||||
Jaarlijkse actualisaties | Tabel | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |||||
1 | Prijscompensatie uitgaven derden | -789 | N | -783 | N | -783 | N | -786 | N | |
2 | Loonontwikkeling (salarissen en sociale lasten) | -891 | N | -891 | N | -891 | N | -891 | N | |
3 | Verwachte loon- en prijscompens. meicirculaire 2020 | 1.025 | V | 1.025 | V | 1.025 | V | 1.025 | V | |
4 | Mutaties verbonden partijen | Tabel 5 | -344 | N | -284 | N | -292 | N | -304 | N |
5 | Effect actualisatie investeringen en MIP | 0 | -12 | N | -5 | N | 12 | V | ||
6 | Effect schuldpositie en rente-ontwikkeling | PM | PM | PM | PM | |||||
7 | Meicirculaire 2020 gemeentefonds | PM | PM | PM | PM | |||||
Totaal | -999 | N | -945 | N | -946 | N | -944 | N |
Ad 1. Prijscompensatie uitgaven derden
De budgetten derden zijn geïndexeerd conform de door de raad vastgestelde financiële verordening. Bij het beoordelen van de begroting door de provincie (in haar rol van financieel toezichthouder) zijn we gehouden aan het minimaal opnemen van het percentage voor prijscompensatie dat in de meicirculaire 2020 wordt opgenomen. Wanneer dit hoger uitvalt dan het nu toegepaste indexpercentage (zie bijlage 1) dan leidt dit tot een verslechtering van het financieel meerjarenperspectief binnen de begroting. Indien het percentage in de meicirculaire lager is, ligt er een keuze om het indexpercentage neerwaarts bij te stellen.
Op een aantal budgetten passen we een afwijkende index toe wanneer hierover andere (contracturele) afspraken zijn gemaakt. Dit geldt bijvoorbeeld voor leerlingenvervoer, Jeugd, Wmo en huishoudelijke hulp. Een aantal subsidies wordt geïndexeerd met het gemiddelde percentage van de HICP en de ingeschatte CAO- ontwikkeling voor de loonkosten omdat een groot deel van de gesubsidieerde kosten loongerelateerd zijn. Dit betreft de subsidies voor de bibliotheek, het onderwijsachterstanden beleid (OAB), mantelzorg, Hoenderdaal en bosbad Leersum.
Ad 2. Loonontwikkeling (salarissen en sociale lasten)
De CAO voor gemeenteambtenaren loopt tot 1 januari 2021. De onderhandelingen voor een nieuwe CAO zijn nog niet gestart. In het kader van reëel ramen en op grond van de richtlijnen moeten we, bij het ontbreken van gegevens over de nieuwe CAO, in de begroting 2021 rekening houden met de loonstijging die wordt gepubliceerd in de meicirculaire 2020. In maart heeft het Centraal Planbureau het percentage 'loonvoet sector overheid' bekendgemaakt dat (zeer waarschijnlijk) in de meicirculaire 2020 wordt opgenomen. Dit is 3,1 procent.
Aanvullend is een bedrag opgenomen voor mutaties als gevolg van periodieke stijgingen en ambtsjubilea en is rekening gehouden met de premie-ontwikkeling van de sociale lasten. Er is geen rekening gehouden met mogelijke effecten van de uitwerking van het pensioenakkoord en het daaruit volgende effect op de pensioenpremies. Dit is nog onvoldoende uitgewerkt om een effect te kunnen bepalen.
Ad 3. Verwachte loon- en prijscompensatie meicirculaire 2020
Jaarlijks ontvangen we in de meicirculaire een bedrag voor loon- en prijscompensatie. Dit bedrag is o.a. gebaseerd op een gewogen gemiddelde van de vele verschillende indices die door de Ministeries worden toegepast. Ook wordt rekening gehouden met de door het CPB verwachte prijsontwikkeling . Gevolg van deze systematiek is dat er geen directe relatie bestaat tussen het bedrag dat we ontvangen en het bedrag aan loon- en prijsontwikkeling waar wij in de begroting rekening mee (moeten) houden.
Op basis van de inzichten ten tijde van de decembercirculaire en het toen verwachte prijsindexcijfer BBP ter hoogte van 1,7%, is de inschatting dat we in de meicirculaire voor 2021 een bedrag aan compensatie voor loon- en prijsontwikkeling (LPO) kunnen verwachten van ca. € 1.025.000.
In de kadernota indexeren we de lasten (met de HICP en het percentage 'loonvoet sector overheid'). De effecten hiervan staan op regel 1 en 2 in tabel 4. Daarnaast worden we geconfronteerd met hogere bijdragen aan Verbonden partijen doordat ook zij in de begroting rekening houden met loon- en prijsontwikkeling. Dit effect is een onderdeel van de mutatie Verbonden partijen (regel 4). Het (voorlopige) bedrag van € 1.025.000 nemen we mee als compensatie voor deze autonome lastenstijgingen. In de meicirculaire zal blijken wat het daadwerkelijke bedrag is. De € 1.025.000 is in elk geval niet voldoende om de loon- en prijsontwikkeling volledig te compenseren.
Ad 4. Mutaties verbonden partijen
In tabel 5 zijn de aanpassingen opgenomen.
De totale stijging voor 2021 bedraagt € 344.000. Ten opzichte van de vastgestelde begroting 2020 (jaarschijf 2020) is dit 2,0%. Onder de tabel is per verbonden partij een toelichting opgenomen.
Tabel 5 Mutaties verbonden partijen | ||||||||||
(Bedragen x € 1.000; + = voordeel / - = nadeel) | ||||||||||
Verbonden partijen | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | ||||||
1 | Regionaal Archief Zuid-Utrecht (RAZU) | 23 | V | 23 | V | 25 | V | 22 | V | |
2 | Regionale ICT Dienst Utrecht (RID) | 0 | 0 | 0 | 0 | |||||
3 | Omgevingsdienst NWU-ZOU (ODrU) | -42 | N | -42 | N | -42 | N | -42 | N | |
4 | Belastingsamenw. gemeenten hoogheemraadsch. Utr. (BghU) | -3 | N | -22 | N | -33 | N | -43 | N | |
5 | Netwerksamenwerking U10 | 0 | 0 | 0 | 0 | |||||
6 | Veiligheidsregio Utrecht (VRU) | -47 | N | 32 | V | 33 | V | 34 | V | |
7 | Gemeenschap. Gezondheidsdienst reg. Utr. (GGDrU) | -95 | N | -95 | N | -95 | N | -95 | N | |
8 | Stichting Sociale Dorpsteams UH | -180 | N | -180 | N | -180 | N | -180 | N | |
9 | Regionale Dienst Werk en Inkomen (RDWI) | 0 | 0 | 0 | 0 | |||||
10 | Afval Verwijdering Utrecht (AVU) | 0 | 0 | 0 | 0 | |||||
Effect Verbonden partijen op meerjarenperspectief | -344 | N | -284 | N | -292 | N | -304 | N |
Ad 1. RAZU (Regionaal Archief Zuid Utrecht -voorheen RHC
Vanaf 2021 is er per saldo sprake van een structureel lagere bijdrage aan RAZU van € 23.000.
Deze verlaging is het saldo van mutaties in de kosten van de huur van de archiefruimte, de toetreding van Vijfheerenlanden en de personeelskosten..
Ad 2. Regionale ICT-Dienst (RID)
Geen afwijkingen
Ad 3. Omgevingsdienst Regio Utrecht (ODrU)
De ODrU voert voor ons vele taken op het gebied van milieu uit. In november 2019 hebben wij u geïnformeerd dat door de jaarlijkse indexatie van het uurtarief van ODRU er in 2021 € 966.910 gegarandeerd door ons wordt afgenomen. In onze meerjarenbegroting is thans € 957.955 opgenomen. Voor de uitvoering van het Uitvoeringsprogramma vragen wij u om € 1.000.000 te begroten. In dit bedrag zijn niet de extra kosten voor invoering van de Omgevingswet opgenomen. Uitgangspunt van de 15 eigenaar gemeenten is dat er niet meer taken overkomen dan dat het Rijk geld beschikbaar stelt. De te verwachten kosten voor ODRU met betrekking tot de Omgevingswet zijn in het programma Omgevingswet begroot. De kosten zijn structureel bestemd en bedragen € 42.045
Ad 4. Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht (BghU)
De wijziging in de gemeentelijke bijdrage bestaat uit een combinatie van onderstaande genoemde afwijkingen:
- De afwijking op basis van de bijgestelde begroting 2019 van BghU (welke op grond van het amendement uit de 2e berap 2019 niet is doorgevoerd) waarbij sprake is van een kleine verhoging van de te betalen GR-bijdrage.
- De afwijking op basis van de bijgestelde begroting 2020 van BghU.
* Als gevolg van de ingediende zienswijze wordt het te verwachten resultaat 2020 van € 155.000
niet onder gebracht in een bestemmingsreserve, dit resulteert voor 2020 in een kleine teruggave
van de te betalen GR-bijdrage en voor 2021 in een kleine verhoging.
* De afwijking voor 2022 t/m 2024 kent zijn oorzaak in de aanbesteding van de nieuwe
belastingsoftware. Dit leidt tot een hogere bijdrage van respectievelijk € 22.000, € 33.000 en
€ 43.000.
Ad 5. U10
Geen afwijkingen
Ad 6.Veiligheidsregio Utrecht (VRU)
Voor 2021 is er sprake van een verhoging van de gemeentelijke bijdrage door toedoen van de loon- en prijsaanpassingen, alsmede de wettelijk verplichte FLO-overgangsrechten. Hiertoe is in een eerder stadium al een verhoging van € 122.000 gevraagd op de gemeentelijke bijdrage. Echter, er is sprake van een positief resultaat van € 2,6 miljoen over 2019. Dit positieve resultaat wordt benut om de gevraagde verhoging in de gemeentelijke bijdrage voor 2021 gedeeltelijk op te vangen. Op grond hiervan is € 47.000 aanvullend nodig voor 2021. Voor 2022 resulteert dit in een voordeel van
€ 32.000, in 2023 van € 33.000 en in 2024 van € 34.000.
Ad 7. GGD regio Utrecht (GGDrU)
De concept begroting 2021 van de GGDrU gaat uit van een stijging van de door onze gemeente te betalen bijdrage van € 95.000. Deze stijging is het gevolg van te verwachten loon- en prijsontwikkelingen. Verder houdt de GGDrU nog rekening met enkele nieuwe ontwikkelingen die mogelijk leiden tot extra uitgaven. In de gemeentelijke zienswijze op de kaderbrief heeft de gemeente gemeld dat deze extra uitgaven gevonden moeten worden binnen de begroting van de GGDrU volgens het principe "nieuw voor oud". Eventuele effecten van de Corona crisis zijn nog niet in de concept begroting verwerkt en uitsluitend als risico benoemd.
Ad 8. Stichting Sociale Dorpsteams Utrechtse Heuvelrug
Op basis van onderzoek naar de governance en samenwerking moeten we een inhaalslag maken op de organisatie van de stichting zodat de stichting in staat is op een adequate wijze haar opdracht uit te voeren.
Een voorlopige inschatting van faciliterende ondersteuning, die de gemeente aan de stichting ter beschikking stelt op het gebied van communicatie, financiën, personeel, juridische en ict en dergelijke hebben wij op 1 fte gesteld. Daarnaast komen er aanvullende kosten voor informatieveiligheid en werkplekinrichting. Voorlopig schatten wij het benodigde bedrag in op € 180.000.
Voor beide aspecten loopt dit jaar het onderzoek naar de benodigde inzet. Zodra dat duidelijk is en er goedkeuring door het college over is gegeven,wordt het bedrag mogelijk aangepast.
Ad 9. Regionale Dienst Werk en inkomen (RDWI)
In de kadernota voorziet RDWI een stijging van het aantal uitkeringsgerechtigden vanaf 2021. Zij baseren zich daarbij op prognoses van het CPB. De stijging van het aantal uitkeringsgerechtigden leidt ook tot een stijging van de uitkeringslasten. Omdat de discussie over de strategische kaders en daaraan gekoppeld de discussie over het al dan niet beëindigen van de regionale risicodeling nog loopt, ramen wij de extra uitgaven en inkomsten neutraal in deze kadernota omdat de extra uitgaven naar verwachting gecompenseerd worden door een hogere BUIG uitkering en een bijdrage uit ontschotting.
De kadernota van RDWI is opgesteld voor het uitbreken van het Coronavirus en met de eventuele effecten daarvan heeft RDWI dan ook nog geen rekening gehouden.. Het rijk heeft echter al aangegeven dat gemeenten voor de extra kosten gecompenseerd worden.
Ad 10. Afvalverwerking Utrecht (AVU)
Geen afwijkingen
Ad 5. Effect actualisatie investeringen en MIP
Bijstelling van het Meerjaren Investerings Plan (MIP) en de staat van investeringen levert de op deze regel opgenomen verschillen in afschrijvingslasten op welke ten laste van het financieel meerjarenperspectief komen. Meer informatie staat in het hoofdstuk 1.4 Meerjaren investeringsprogramma (MIP).
Ad 6. Effect schuldpositie en renteontwikkeling
Aangezien het financieel meerjarenperspectief nog veel onzekerheden kent, kan de rentelast nog niet exact worden berekend. Voorlopig is dit effect daarom als PM-post opgenomen.
Meer informatie over de ontwikkeling van de schuldpositie en rente vindt u in het hoofdstuk 'Ontwikkeling schuldpositie en rente'.
Ad 7. Meicirculaire 2020 gemeentefonds
In de financiële verordening is opgenomen dat raadsbehandeling van de kadernota vóór het zomerreces plaatsvindt. Dit betekent dat er voorlopig een PM-post is opgenomen, omdat de meicirculaire 2020 bij het opstellen van de kadernota nog niet was uitgebracht. Op basis van de berichtgeving in de decembercirculaire 2019 over de te verwachten loon- en prijscompensatie houden we hier wel al rekening mee zoals toegelicht onder 'Verwachte loon- en prijscompensatie meicirculaire 2020' (zie ad 3).